Kunnen we alle soorten behouden en is dit zinvol?

Natuurlijk zijn we met zijn allen aan het proberen zoveel mogelijk diersoorten te behouden. Dit gebeurt in het wild en met speciale fokprogramma’s in gevangenschap, zoals bijvoorbeeld in dierentuinen.

Als behoud nog mogelijk is en er een gezonde populatie kan ontstaan, dan moeten we daar uiteraard vol voor gaan.

Maar aan de andere kant, als de genenpoel van een soort dusdanig klein is dat inteelt de gezondheid en het welzijn van de dieren in gevaar brengt, moet je dan alles op alles zetten om een soort voor uitsterven te behoeden?

Afrikaanse wilde kat

We blijven dicht bij huis en kijken als eerste voorbeeld naar de Afrikaanse wilde kat: de voorouder van onze huiskatten. Omdat veel mensen in Afrika (en andere landen ook natuurlijk..) hun huiskatten massaal buiten laten lopen en er geen verantwoordelijkheid voor nemen, werd het paren van de wilde kat met de huiskat de grootste bedreiging van de pure bloedlijn van de Afrikaanse wilde kat. Iedereen, ook wij toen we net begonnen, ging zich dus richten op het behoud van de zuivere soort. Door met de zuivere soort verder te fokken en zo de bedreiging van uitsterven tegen te gaan.

Vers bloed

Nu zijn er vele overeenkomsten, maar ook een hoop verschillen tussen de zuivere Afrikaanse wilde kat en de huiskat. Bij Wild Cats World zien we dat de zuivere soort, zeker doordat er steeds minder Afrikaanse wilde katten met zuiver bloed zijn, veel last heeft van ziektes en erfelijke aandoeningen. In het wild leven dieren in een steeds kleiner leefgebied, waardoor het soms gebeurt dat verwante dieren met elkaar paren. Dit heeft tot gevolg dat de soort steeds zwakker wordt. En als het dan gebeurt dat wilde katten paren met huiskatten, waardoor er vreemd en vers bloed wordt toegevoegd, dan zou je kunnen afvragen hoe erg is dat eigenlijk?

Aziatische leeuw

Een ander voorbeeld is de Aziatische leeuw, waarvan er nog maar zo’n 650 in het wild leven. Diergaarde Blijdorp coördineert het project om deze soort in stand te houden. In de afgelopen 20 jaar nog niet met succes.

Veel Aziatische leeuwen worden getroffen door erfelijke, neurologische klachten. De 14-jarige fokleeuwin in Blijdorp is onlangs ingeslapen omdat ze besmet zou zijn met het kattenleukemievirus (FeLV). Er wordt nog gekeken of de leeuwenman hiermee ook besmet is. Drie dochters van deze leeuwin met een andere man, zijn allemaal ingeslapen vanwege neurologische problemen (ataxie). Ook bij een eerder fokstel waren er nooit gezonde jongen. Bij de Aziatische leeuw zijn er dus zoveel genetische afwijkingen – veroorzaakt door inteelt – dat we ons serieus moeten afvragen of het wel verantwoord is om ermee verder te fokken.

Uit India kwam onlangs een “positief” bericht dat het beter zou gaan met de Aziatische leeuw, want de aantallen nemen toe. Maar de soort is nog steeds ernstig bedreigd en als je het mij vraagt, zou die schade best wel eens onherstelbaar kunnen zijn. In het wild is er ook zeker sprake van inteelt. De soort leeft namelijk slechts in één gebied: het Gir Forest National Park in het westen van India. Als het aantal dieren inderdaad groeit en het leefgebied niet, dan kun je ervan uitgaan dat ook de inteelt toeneemt wat de soort dus nog ongezonder maakt.

Heeft het zin?

Ik denk dat we ons iets moeten afvragen: heeft het zin om te blijven vechten voor het behoud van een ‘zuivere’ soort, die niet gezond meer is doordat er te weinig dieren zijn? Wellicht moeten we op den duur tot de conclusie komen dat we er beter naar kunnen streven om gezonde bloedlijnen terug te krijgen. Bijvoorbeeld door Aziatische leeuwen te gaan kruisen met de Afrikaanse soort.

Dan loop je nog steeds het risico om de ‘zuivere’ Aziatische soort, die waarschijnlijk toch gedoemd is uit te sterven, te verliezen. Maar je krijgt er een gezondere hybride soort voor terug. Dit ‘hybridiseren’ of ‘outcrossen’ wordt bij verschillende andere diersoorten al gedaan. Onder andere bij een aantal hondenrassen waarvan de populatie dusdanig klein was dat het ras in gevaar kwam. Het inbrengen van ‘vreemd’ bloed zal de bloedlijn gezonder maken en het leed van de dieren verkleinen.

“Ze horen hier niet”

Naast deze soorten zijn er veel meer diersoorten in gevaar. Soms komt dit doordat wij mensen aasden op hun vacht of kop als trofee, maar vaak ook doordat wij de dieren dwongen te leven in een beperkt gebied. De mens wil namelijk geen tijgers, leeuwen of wolven in hun achtertuin.

Doordat er steeds minder dieren zijn, neemt de genetische diversiteit verder af en ontstaan er steeds meer erfelijke ziektes.

Enkele voorbeelden. Het aantal wilde tijgers is sinds het begin van de vorige eeuw met ruim 95% afgenomen. De Afrikaanse cheeta is ernstig bedreigd. De cheeta was in India al uitgestorven. Men heeft geprobeerd de Afrikaanse cheeta in India te herintroduceren, maar mede doordat dit savannedier niet geschikt bleek voor een leven in de jungle (en daarom eerder uitgestorven is), liep de herintroductie uit op een mislukking. De sneeuwpanter is een soort die het zwaar heeft. Veel sneeuwpanters lijden aan de erfelijke oogziekte coloboom.

Natuurlijk is het vreselijk als er soorten uitsterven, maar als wij niet in staat zijn om wilde dieren hun leefgebied terug te geven, lijkt dit onvermijdelijk. “Ze horen hier niet,” hoor je veel mensen zeggen als het hier in Nederland over de wolf gaat. Maar jawel: wolven waren hier lang voordat wij kwamen en de soort uitroeiden. De wolf is terug, maar de vraag is voor hoe lang. Ik vrees dat veel wilde kattensoorten, in landen ver bij ons vandaan, hetzelfde lot wacht.

Tekst en fotografie: Babette de Jonge, voor de Wild Cats rubriek in Kattenmanieren (2-maandelijks kattentijdschrift).

Plaats een reactie