Onze huiskat is onlosmakelijk met zijn wilde familie verbonden. Naar men zegt stamt de huiskat af van de Afrikaanse Wilde kat. Ook zie je bij het observeren van wilde katten veel van je eigen huiskat terug. Ze vertonen erg veel overeenkomsten. Eigenlijk verschillen ze alleen in grootte, in kleur of in vlekkenpatroon, maar ze hebben dezelfde kenmerkende kattenmanieren. Met de wilde familieleden gaat het echter stukken minder goed dan met de doorsnee huiskat. In ons land leeft geen enkele wilde kat meer en in vele andere landen worden ze met uitsterven bedreigd. Eigenlijk overleven de wilde katten alleen nog in de door mensen gecreëerde natuurreservaten. Duidelijk is dus dat de wilde kat bescherming nodig heeft.
De mens wil heel graag de schoonheid van de wilde katten terugzien in de huiskat en daarom wordt er al eeuwenlang geprobeerd de kleine wilde katten (felis) te kruisen met de huiskat. Immers, je kan alleen katten uit de groep felis met elkaar kruisen en niet de kleine katten (felis) met grote katten (panthera).
Het duurt minstens zeven generaties om het wilde karakter eruit te krijgen. Bovendien komt het gedrag van een wilde kat jagen en grote afstanden afleggen in het gedrang als ze in huis vastgehouden worden.
De Afrikaanse wilde kat is een ondersoort van de wilde kat (felis silvestris) en deze ondersoort bestaat weer uit meerdere ondersoorten, afhankelijk van het gebied in Afrika waar deze kat voorkomt.
Hij komt voor op steppen, in savannen en bossen, in Afrika en het Midden-Oosten, zolang er maar beschutting is als struikgewas en hoog gras om de prooidieren ongemerkt te kunnen besluipen.
De Afrikaanse wilde kat lijkt op een iets verwilderde versie van de huiskat met zijn ranke lichaam en langere poten. Hij heeft een bruingele vacht, de poten zijn zwartgestreept en de staart heeft zwarte ringen en een zwart puntje. Hij is ook lichter gebouwd dan de robuuste Europese wilde kat, die ook uitgebreid besproken zal worden op deze website.
Net als de andere kleine katten leeft de Afrikaanse wilde kat gewoonlijk solitair. Het woongebied van een mannetje overlapt meestal dat van enkele vrouwtjes. De wilde kat is erg territoriaal aangelegd en markeert zijn gebied d.m.v. urine- en krabsporen. Het vrouwtje verdedigt de kern van het woongebied tegen andere katten.
Muizen, ratten en andere kleine zoogdieren staan op het menu evenals vogels, reptielen, kikkers en insecten. Hij benadert zijn prooi door laag bij de grond ernaartoe te sluipen en deze vervolgens te bespringen. Hij is voornamelijk s nachts en in de schemering actief en overdag blijft hij meestal verscholen in het struikgewas, tenzij het een koele dag is, dan gaat hij ook wel overdag jagen.
Na een draagtijd van 56 tot 69 dagen komen twee tot zes kittens ter wereld op een schuilplaats tussen hoog gras, in holle bomen of in holten en spleten tussen rotsen. Net als bij de huiskat zijn de jongen de eerste tien dagen blind en hulpeloos. Ze blijven ongeveer vijf tot zes maanden bij hun moeder en ook daarna blijven ze de eerste tijd in het territorium van hun moeder. Na een jaar zijn ze geslachtsrijp. Het is opmerkelijk dat juist de huiskat de grootste bedreiging vormt voor de wilde kat. Daar de huiskat vaak met de wilde kat paart is het slecht gesteld met de echte zuivere wilde katten.
Tekst en foto’s: Babette de Jonge