Rode Lynx (Lynx Rufus)

De rode lynx valt onder de kleine katten en heeft ongeveer de grootte van een middelgrote hond. Zijn roodbruine pels is zodanig gevlekt, dat hij uitermate goed gecamoufleerd is. Ondanks afschieten door sportjagers of doordat de dieren in vallen van pelsjagers lopen, is de rode lynx vooral in zijn noordelijke leefomgeving de meest algemene kleine wilde kat van de USA. Een Mexicaanse ondersoort. lynx rufus escuinapae, wordt daarentegen met uitsterven bedreigd. De rode lynx heeft een groot aanpassingsvermogen. Hij komt voor in bergen en woestijnen, in subtropische moerassen en tussen de cactusstruiken. In open, boomloos gebied voelt hij zich echter niet prettig, omdat hij daar bij de jacht geen dekking kan zoeken. De rode lynx leeft de meeste tijd solitair. Hij is een nachtdier, schuw, goed gecamoufleerd en laat zich maar zelden zien. De rode lynx is een nachtelijke jager, maar hij gaat ook wel in de schemering op jacht en in noordelijke gebieden, als er weinig prooidieren zijn, zelfs overdag. Als een echte kat markeert hij zijn gebied regelmatig met urine, uitwerpselen en krabsporen. Aan de geur van de urine van een vrouwtje herkent het mannetje of ze tot paren bereid is en andere vrouwtjes ruiken of zij jongen heeft. Moeders met jongen zijn erg agressief. Overdag verblijven rode lynxen meestal in holle bomen of in rotsspleten. Net als de andere katachtigen jaagt de rode lynx vanuit een hinderlaag. Hij sluipt geruisloos naar zijn prooi toe tot hij dichtbij genoeg is om de prooi te bespringen en vervolgens te doden. Op het menu staan vooral konijnen en hazen. Verder vooral kleine knaagdieren, zoals eekhoorns en muizen. Heel af en toe maakt hij ook jacht op wipstaartherten, huisschapen, geiten en zelfs op huiskatten en honden. Gezien zijn grootte is de rode lynx zeer sterk. Prooidieren die groter zijn dan hijzelf bijt hij net zolang in hun nek of keel tot ze dood zijn. Hoe noordelijker lynxen leven, des te groter ze worden. De Engelse bijnaam voor de rode lynx is “bobcat” en dat heeft betrekking op zijn stompje staart. De voortplantingstijd valt in de winter. Een mannetje paart met alle vrouwtjes die binnen zijn territorium leven. In het voorjaar worden de jongen, blind en hulpeloos, geboren in een behaaglijke schuilplaats die met mos en bladeren bekleed is. Na ongeveer een week openen de jongen hun ogen. De moeder zoogt ze dan nog 8 weken en daarna beginnen de jongen vast voedsel te eten. Vanaf dit moment laat de moeder het mannetje dichterbij komen. Hij brengt nu regelmatig voedsel en helpt ook bij de opvoeding van zijn jongen. Dit is heel ongewoon bij katachtigen, enkele uitzonderingen daargelaten. Een mannelijke rode lynx die drie vrouwtjes in zijn territorium heeft, moet soms voedsel voor 12 welpen zoeken. Een drukke tijd. Als de jongen groot genoeg zijn, gaat de de hele familie samen op stap en als ze vier tot vijf maanden oud zijn, beginnen ze de kunst van het jagen van hun moeder te leren. Zodra ze zelf beginnen te jagen, verliest de vader zijn interesse in de jongen en pakt zijn solitaire bestaan weer op. De jongen blijven zes tot negen maanden, of tot het begin van de eerstvolgende paartijd, bij de moeder.