Chinese bergkat of gobikat (Felis Bieti)

Chinese bergkat of gobikat

De Chinese bergkat is een kleine katachtige die voorkomt in de Chinese berggebieden. Al komt hij waarschijnlijk niet voor in de Gobiwoestijn, toch heeft deze kat als tweede naam Gobikat. Andere benamingen zijn Rotskat of Chinese woestijnkat.

De Chinese bergkat komt voor in struikgebieden, alpenweiden en bosranden van de Tibetaanse hoogvlakte in Qinghai, zuidelijk Gansu en het noorden van Sichuan. Ze komen voor op hoogtes van wel 3000 meter.

Vergeleken met de doorsnee huiskat is de Chinese bergkat een stevige kat, die wel negen kilo zwaar kan worden. De vacht is grijzig tot bruinig geel van kleur met een rode glans. Aan de onderzijde is deze vuilwit. Op de poten lopen enkele vage strepen en over de korte, dikke staart, lopen donkere ringen. Het puntje van de staart is zwart. De poten zijn vrij kort met behaarde zolen. De kop van de Chinese Bergkat is breed en de oren zijn groot met kleine pluimpjes erop.

De draagtijd is vermoedelijk even lang als bij de andere kleine katten. Wat betekent dat er na zo’n 63-70 dagen zo’n drie, vier jongen ter wereld worden gebracht op een beschutte plek. De Chinese Bergkat is in het wild een solitair dier, maar kan in gevangenschap, net als de meeste andere katachtigen, zijn soortgenoten goed verdragen. Hij komt echter haast niet voor in gevangenschap. In het wild is zijn status ook kwetsbaar.

De Chinese bergkat jaagt voornamelijk ’s nachts en in de schemering. Ze jagen op bamboeratten, fluithazen en woelmuizen, maar ook vogels als fazanten staan op het menu. Ondergrondse prooien worden opgegraven.

Tekst: B. de Jonge/WCM