Een katachtige die op het moment veel in het nieuws is door de zorgwekkende inkrimping van zijn leefgebied, waardoor ook hij op de lijst met ernstig bedreigde diersoorten is geplaatst.
De jaguar is nauw verwant aan de tijger, leeuw, luipaard/panter en sneeuwpanter. Allen maken ze deel uit van de groep Grote Katten (of Panterkatten). De jaguar is de grootste wilde kat van Amerika en wordt vaak aangezien voor een luipaard (Afrika) of voor een panter (Azië). Ondanks hun uiterlijke gelijkvormigheid heeft de jaguar een zwaardere lichaamsbouw, een robuustere verschijning met stevigere poten. Zijn kop is ook groter en breder dan die van de lichtere luipaard. De vlekken (rosetten) op de vacht van de jaguar zijn groter en donkerder dan bij de luipaard. Bij de zwarte variant kan je bij goed licht ook de vlekken door het zwart heen zien. De verschillen tussen de vele kattensoorten zijn vaak wel goed te zien, maar toch worden de meeste wilde katten een leeuw of een poema genoemd tot ergernis van de echte liefhebbers. Daarom is het leuk in WILD CATS informatie te geven over de verschillende soorten.
De jaguar komt voor in Midden-en Zuid-Amerika. De grootste jaguars leven in Mato Grosso in Brazilië. De leefomgeving van een jaguar kan heel verschillend zijn. Ze komen voor in het dichtbegroeide oerwoud tot in dicht struikgewas, hoog grasland en kustwouden. Ook op een meer open terrein is hij wel te vinden, mits hij genoeg dekking heeft van gras en rotsblokken tijdens het jagen. Ze geven meestal de voorkeur aan gebieden met helder water. Ze zijn uitstekende zwemmers en vangen vissen, kikkers, schildpadden en zelfs kleine alligators. Er wordt vaak beweerd dat katten niet van water en zwemmen houden, maar er zijn veel voorbeelden te noemen van wilde katten die dol op water zijn, zoals tijgers, viskatten en dus ook de jaguar, maar ook veel huiskatten kunnen water waarderen en ik heb ook leeuwen en lynxen zien zwemmen. Als het moet zwemmen ze ook als de beste. Alle acht ondersoorten van de jaguar zijn tegenwoordig bedreigd en de meeste zijn buiten de bescherming van een dierenpark, waar ze zich met succes voortplanten, zo goed als uitgestorven. De verandering van hun leefomgeving in akkerland en de intensieve jacht vormen de grootste bedreigingen.
De grootte van het jachtgebied is afhankelijk van het voedselaanbod. Als er voldoende prooidieren aanwezig zijn, zoals in de onaangetaste wouden, dan heeft de jaguar aan een territorium van vijf kilometer doorsnee voldoende. Maar als er voedselschaarste is, bijvoorbeeld door woudkap, dan kan zijn jachtgebied wel eens dertig maal zo groot zijn. Een bioloog die een jaguar gemerkt had, vond het dier de volgende keer wel 800 km verder terug in zijn nieuwe jachtgebied. Jaguars zijn goeie klimmers maar ze jagen het liefst op de grond en bij voorkeur s nachts. Ze klimmen wel in bomen om vandaar hun prooi te beloeren. De jaguar is een goede sprinter maar wel snel moe. Het succes van zijn jacht hangt er vooral vanaf of de jaguar zijn prooi goed kan beloeren en ongezien dichtbij kan komen. Ook is hij een goede visser. Als hij vist zit hij roerloos op een rotsblok of op een overhangende tak. Zodra hij een vis ziet, slaat hij hem met zijn poot uit het water op de oever. Zijn hoofdvoedsel bestaat uit dieren die hij in het bos vindt van een muis tot een hert. Zijn prooi sleept hij eerst naar een schuilplaats voordat hij begint te eten.
Volwassen jaguars leven solitair. Alleen in de paartijd komen ze samen. Het mannetje verlaat het vrouwtje direct daarna en zij brengt alle jongen alleen groot. Per worp zijn dat 1 tot 4 welpen. Na twee weken openen ze hun oogjes en beginnen ze de directe omgeving van hun schuilplaats te verkennen. Met een maand of zes gaan ze samen met de moeder op jacht en na ongeveer 2 jaar verlaten de jongen de moeder om een eigen jachtgebied te zoeken.
Tekst en fotos: Babette de Jong
www.wildcatsmagazine.nl