Lynx (Lynx Lynx)

De lynx is herkenbaar aan de pluimpjes boven zijn oren, de fonkelende ogen en het stompje staart. De naam lynx stamt van het Griekse woord “lygx”. De ook gebruikte naam “los” en de Duitse naam “luchs” stammen van het oud-Duitse woord “luhs”, wat fonkelen betekent; dit refereert aan de barnsteenkleurige ogen. Vroeger kwam de lynx overal in de bossen van Europa en Siberië voor (óók in Nederland, totdat hij door de bange mens werd uitgeroeid!). Zijn leefgebied werd echter door het kappen van de bossen sterk ingeperkt. Bovendien zijn de populaties kleiner geworden omdat er overal op hem werd gejaagd vanwege zijn prachtige pels. Hoe noordelijker lynxen leven, des te groter worden ze.

SOORTEN:

  • Euraziatische lynx (lynx lynx) komt voor in Noorwegen, Frankrijk, Duitsland, België, Nederland
  • Pardellynx (lynx pardinus); de zeldzaamste katachtige die enkel voorkomt op het Iberische schiereiland (ook wel Spaanse lynx genoemd);
  • Canadese lynx (lynx Canadensis), die in Noord Amerika voorkomt;
  • Europese lynx, komt voor in Noorwegen, Zweden, Finland, het GOS, de Baltische Staten, Oost-Europa, in de Karpaten en op de Balkan. In Oostenrijk, Zwitserland, Frankrijk, Joegoslavië en Duitsland zijn de lynxen de afgelopen jaren met succes opnieuw ingevoerd. Hier zou Nederland een voorbeeld aan moeten nemen (wat is de Veluwe zonder lynx?).
  • Rode lynx (lynx rufus), komt voor in Noord-Amerika, van Zuid-Canada tot in Zuid-Mexico. De Engelse naam “Bobcat” heeft betrekking op zijn stompje staart. Zie ook de uitvoerige soortbeschrijving op deze website.
  • Woestijnlynx of caracal (felis caracal), komt voor in heel Afrika m.u.v. de Sahara en de regenwouden. Ook komt hij voor in het Midden Oosten, Turkmenistan, India en het Arabisch schiereiland. Zie ook hier de uitvoerige soortbeschrijving op deze website.
  • Iberische lynx ( Lynx Pardinus). De Iberische lynx is één van de meest bedreigde katachtigen ter wereld. Van de 1100 dieren die 25 jaar geleden nog in het wild in Spanje leefden zijn nog maar 120-150 volwassen dieren over, waarvan maar 38 vrouwtjes die zich kunnen voortplanten.

De lynx heeft lange oorpluimen, waarmee hij geluidsbronnen nog beter kan lokaliseren. Daarmee compenseert hij zijn niet bijzonder grote uithoudingsvermogen. De lynx staat bekend om zijn uitstekende reukzin, die hij bij het jagen gebruikt om verschillende dieren op te sporen. Hij kan een rat vanaf 75m ruiken, een konijn vanaf 300 m en een ree vanaf 600 m. De poten hebben een groot en rond loopvlak, wat het lopen in de sneeuw vergemakkelijkt. De zolen zijn met haren begroeit. De kleur van de vacht varieert van bleekgeel tot roodachtig geel met vlekken en strepenm, die er al naar gelang de herkomst verschillend uit kunnen zien. In de winter wordt de vacht dikker en maakt een meer grijze en “koele” indruk, waarbij de vlekkentekening vervaagt.

JACHT:

De lynx laat zich zelden zien buiten de dekking van naaldbossen en struiken, die hij als jachtgebied nodig heeft. Hij bewoont een territorium waarvan de grootte afhankelijk is van de wildstand. Als er voldoende prooien zijn, hebben mannetjes voldoende aan een gebied van ongeveer 50 vierkante meter en vrouwtjes nemen genoegen met de helft daarvan. Als er weinig wild is, hebben mannetjes territoria tot wel 100 vierkante meter.

De lynx jaagt op zijn prooidieren, meestal bodembewonende vogels en zoogdieren, door geruisloos naar hen toe te sluipen. Dan wacht hij geduldig achter een rots of op een tak van een boom en stort zich vervolgens onverwachts met een krachtige sprong op het slachtoffer. Als het dier de kans heeft om te vluchten, geeft de lynx het meestal snel op. Dat gebeurt echter maar zelden.

In Midden-Europa maakt de lynx vooral jacht op muizen, hazen, boshoenders en reeën. In Noord-Europa grijpt hij ook vaak rendierkalveren en jonge elanden. In Canada en Noord-Amerika vormen sneeuwhazen het hoofdvoedsel van de verwante Canadese lynx. De populatie hiervan stort om de negen of tien jaar in. De lynx breidt in deze tijden zijn menu uit met muizen, jonge herten en kariboes. Hij verstopt zijn buit vaak onder een dun laagje sneeuw.

FAMILIEBANDEN:

Het grootste deel van het jaar leeft de lynx solitair. Het mannetje verlaat echter vanaf februari zijn territorium om een partner te zoeken. In deze periode laat het anders zo rustige dier vaak een doordringend geschreeuw horen, dat met een lang aanhoudend huilen eindigt. Ook vecht hij dan met andere mannetjes.

Het vrouwtje werpt tussen mei en juni haar jongen. Ze maakt daartoe een nest in een rotsspleet, onder een vooruitspringende rots of in een dicht struikgewas. De behaarde, blinde en hulpeloze jongen ontwikkelen zich nogal langzaam. Na veertien dagen openen ze de ogen en na vijf weken begeven ze zich pas buiten de schuilplaats. De jongen kunnen hun eerste winter niet zonder hun moeder overleven. Ze blijven nog tot het volgende voorjaar bij hun moeder, die ze de kunst van het jagen leert.

BEDREIGINGEN:

Vroeger kwam de lynx in een veel groter gebied voor dan tegenwoordig. Door overbejaging en ontsluiting van de bossen leeft hij nu nog maar in een beperkt aantal grote bosgebieden. Zoals ook veel andere leden van de kattenfamilie is er altijd veel jacht op hem gemaakt vanwege zijn pels. In bepaalde landen zelfs om zijn goedsmakende vlees.

De boeren denken verschillend over de lynx. Sommige zijn hem goed gezind, omdat hij op vossen jaagt en knaagdieren vangt die in jonge bossen schade kunnen aanrichten. In sommige gebieden waar de lynx nu is uitgeroeid, heeft men een toename van de vossenstand geconstateerd. In andere gebieden worden de lynxen door boeren als schadelijk gezien, omdat ze af en toe schapen, geiten en kippen buitmaken. In West-Europa is hij vooral om deze reden uitgeroeid.

Ondanks afschieten door sportjagers of doordat de dieren in de vallen van pelsjagers lopen, is de rode lynx vooral in zijn noordelijke leefomgeving de meest algemene kleine wilde kat van Amerika. Een Mexicaanse ondersoort, lynx rufus escuinapae, wordt met uitsterven bedreigd.

Tekst en foto’s: Babette de Jonge