De marmerkat is een Zuid-Aziatische kat, ter grootte van een huiskat, die voorkomt van Nepal tot Borneo en Sumatra. In India en Thailand is deze soort nu officieel beschermd.
De marmerkat dankt zijn naam aan de als marmer gespikkelde vacht, die sterk doet denken aan de vacht van zijn grotere familielid, de nevelpanter. Hij is even groot als een flinke huiskat (weegt 2-5 kg) maar zijn staart is aanzienlijk dikker.
De marmerkat is een zeldzame bosbewoner, wiens status in het wild kwetsbaar is, mede door ontbossing van grote delen van Indonesië.
Net als de meeste katachtigen is ook de marmerkat vooral ’s nachts en in de schemer actief. Jachttechnieken, zoals besluipen, bespringen en met een krachtige beet in keel of nek doden, komen ook overeen met de andere katachtigen. De marmerkat jaagt vooral op reptielen en op kleine zoogdieren, zoals eekhoorns en muizen.
Marmerkatten leven solitair en komen enkel met een partner samen om te paren. Na een draagtijd van zo’n 65-70 dagen komen er op een beschutte plek 2-4 jongen ter wereld die het vrouwtje ook alleen opvoed. Na ongeveer vier weken begint het jong vast voedsel te eten en na zo’n drie maanden is het jong zelfstandig. Mannelijke jongen zullen eerder hun eigen weg gaan dan hun zusjes die de eerste tijd nog bij hun moeder in het territorium blijven.
Tekst: Babette de Jonge