De luipaard (zo in Afrika genoemd) of Panter (zo in Azië genoemd) is de meest algemene grote kat die zich makkelijk aan allerlei leefgebieden en omstandigheden kan aanpassen. Het belangrijkste criterium voor een goede leefomgeving is de hoeveelheid voedsel. Deze prachtige kat is de meest schuwe en sluwe grote kat; een opportunistische jager!
Wie kent het beeld niet van een luipaard of panter hoog in een boom, lui hangend over een tak met de poten bengelend naar beneden? Of de luipaard die een prooidier, soms zwaarder dan zichzelf, de boom insleept?
Vaak halen mensen de luipaard en het jachtluipaard (cheeta) door elkaar, terwijl er zoveel duidelijke verschillen zijn tussen deze twee katachtigen. De luipaard is veel zwaarder en sterker dan de cheeta, die op zijn beurt weer veel atletischer gebouwd is en tevens het snelste landdier is. Een cheeta heeft kenmerkende traansporen die lopen vanuit de ooghoeken tot de mondhoeken. Deze traansporen ontbreken bij de luipaard.
Zwarte panters worden vaak poema’s genoemd, terwijl er helemaal geen zwarte poema’s bestaan en ook bestaat er vaak verwarring over panters en jaguars. Een jaguar is een variant die voorkomt in Midden – en Zuid-Amerika. Ondanks hun uiterlijke gelijkvormigheid heeft de jaguar een zwaardere lichaamsbouw, een robuustere verschijning met stevigere poten. Zijn kop is ook groter en breder dan die van de luipaard/panter. De vlekken (rosetten) op de vacht van de jaguar zijn groter en donkerder dan bij de luipaard/panter.
De kleur van de vacht is zandgeel of lichtbruin, maar kan ook geheel zwart zijn. De vacht is bedekt met zwarte en bruine vlekken (rosetten). Ook bij de zwarte dieren zie je door de zwarte vacht heen dezelfde vlekken. In een nest kunnen zowel gewoon gekleurde als zwart gekleurde jongen voorkomen. De kleur van de vacht biedt goede camouflage, wat handig is bij het jagen. Een vrouwelijke luipaard/panter weegt gemiddeld 50 kg en een mannetje 60 kg, maar sommige mannelijke luipaarden/panters kunnen zelfs wel 90 kg wegen.
Luipaarden komen voor in geheel Afrika (m.u.v. de Sahara) en panters komen voor in veel Aziatische landen; Arabië, Turkije, Iran, voormalige Sovjet-Unie, China, India, Sri Lanka, Maleisië, Java en Bali. Hun leefomgeving loopt sterk uiteen van droge woestijnen, regenwouden, koude naaldbossen, tropische savannes en zelfs op de Kilimanaro zijn luipaarden gesignaleerd. Voldoende voedsel en voldoende schuilplaatsen, met hoge begroeiing, bomen of rotsen, zijn het belangrijkst.
Ondersoorten van de luipaard/panter zijn:
- Afrikaans luipaard (Panthera Pardus Pardus)
- Zanzibar luipaard (Panthera Pardus Adersi)
- Berber luipaard (Panthera Pardus Panthera) – waarschijnlijk uitgestorven
- Arabisch Luipaard (Panthera Pardus Nimr) – Met uitsterven bedreigd
- Anatolische panter (Panthera Pardus Tulliana) – Met uitsterven bedreigd
- Perzische Panter (Panthera Pardus Saxicolor) – Kwetsbaar
- Indische Panter (Panthera Pardus Fusca) – Kwetsbaar
- Sri Lanka Panter (Panthera Pardus Kotiya) – Kwetsbaar
- Achterindische Panter (Panthera Pardus Delacouri)
- Javaanse Panter (Panthera Pardus Melas)
- Amoerpanter (Panthera Pardus Orientals) – Met uitsterven bedreigd
- Noord-Chinese Panter (Panthera Pardus Japonensis)
De zwarte panter is geen aparte ondersoort maar een kleurvariëteit die bij meerdere ondersoorten voorkomt (ook bij de jaguar). Al doet de luipaard/panter het goed en kan de kat zich makkelijk aan allerlei situaties en weersomstandigheden aanpassen, toch zijn er diverse ondersoorten die met uitsterven bedreigd worden. En de Berber Luipaard (Marokko) is sinds de jaren negentig niet meer gesignaleerd, dus men vreest dat deze ondersoort uitgestorven is. Opvallend is dat de Afrikaanse luipaard het in de meeste gevallen beter doet dan de Aziatische panter. Vooral jacht op het dier voor zijn pels en vergiftiging van de luipaard en andere roofdieren door veeboeren, hebben de totale populatie sterk doen dalen.
De luipaard/panter is in het wild een solitair dier. Er is te weinig voedsel om dat met soortgenoten te moeten delen. Ze hebben een vast territorium (mannetjes vaker groter dan vrouwtjes) wat ze markeren met urine, uitwerpselen en krabsporen op bomen. Territoria overlappen wel vaak de territoria van dieren van het andere geslacht maar niet van hetzelfde geslacht, die mijden elkaar liever. Om te jagen verlaten de dieren wel vaak hun territorium.
Als het vrouwtje paringsbereid is heeft haar urine een geur dat de mannetjes aantrekkelijk vinden. Na het paren verdwijnt het mannetje weer en hij bemoeit zich verder niet met de opvoeding van zijn jongen. Na een draagtijd van 90 tot 110 dagen werpt het vrouwtje 1-6 jongen (waarvan meestal maar één of twee overleven) op een goed verborgen schuilplaats, zoals een grot, dicht struikgewas of ondergronds hol waarin ze de eerste zes weken verborgen blijven. Soms verplaatst de moeder ze tussendoor naar een veiligere plek.
Na ongeveer tien dagen gaan de oogjes open van de jongen. Ze worden drie maanden gezoogd en blijven 1,5 tot 2 jaar bij hun moeder. Daarna zijn ze geslachtsrijp en zelfstandig. Pas na 3-4 jaar zijn ze helemaal volgroeid.
De luipaard/panter is een opportunistische jager. Hij zal pakken wat hij kan pakken. Soms heeft hij net een prooidier gedood, maar als de kans zich voordoet zal hij kort daarna weer doden. Het is een goede jager, wat mede de reden is dat ze het zo goed doen. Ze zijn meestal in de schemering of ’s nachts actief, overdag liggen ze meestal in een boom of in het struikgewas te rusten. Hij besluipt zijn prooi, bespringt het en dood het met een snelle beet in de keel. Prooidieren zijn bijvoorbeeld antilopen, herten, varkens, bavianen of andere apen, knaagdieren, vogels, jakhalzen, honden. Net wat er op een bepaalde plek voorkomt. Sommige luipaarden/panters specialiseren zich in een bepaalde diersoort. Met name in Afrika wordt de prooi meestal de boom ingetild om het veilig te stellen voor roofdieren als leeuwen en hyena’s.
Tekst en foto’s: B. de Jonge/WCM