Woestijnkat (Felis Margarita)

IMG_7012-001

Op het eerste gezicht lijkt de woestijnkat op een karikatuur van onze huiskat. Dit komt door zijn brede, vlakke gezicht en grote oren. Ook is het lichaam van de woestijnkat meer gedrongen en de poten zijn korter. De dichtbehaarde voetzolen geven hem een stevig houvast op zachte bodem en ze voorkomen verbranding op hete rotsen. Door de laagzittende oren kan hij zich goed verboren houden voor prooidieren.

De woestijnkat is nog net niet de kleinste wilde kat van Afrika. Die eer gaat naar zijn naaste verwant, de zwartvoetkat, die zijn naam dankt aan zijn zwarte zolen. Beide katten zijn makkelijk te plaatsen in de groep “kleine katten”(felis) en de extra naam van de woestijnkat, “Margarita”, komt van de onderzoeker generaal Margueritte. Deze nam in 1855 een expeditie in de Sahara en was de eerste Europeaan die een exemplaar van de woestijnkat ving. Daarmee maakte hij deze soort voor het eerst toegankelijk voor wetenschappelijk onderzoek.

De woestijnkat is zoals vele katachtigen een bedreigde soort. In sommige landen zoals Pakistan is de ondersoort reeds uitgestorven. Ook in gevangenschap is het gevaar voor inteelt is bij deze soort bijzonder groot, al is er in enkele dierentuinen nu een goedlopend fokprogramma. Het is echter een moeilijk te houden soort.

 

IMG_8685 IMG_8714

Het schattige uiterlijk van de woestijnkat is misleidend want hij is een agressieve en goede jager. Het grootste deel van het voedsel bestaat uit kleine knaagdieren. Daarnaast maakt hij jacht op vogeltjes, hagedissen en grote insecten zoals sprinkhanen. In de vroege avond komt de woestijnkat tevoorschijn uit zijn hol of daalt af van de rots waarop hij geslapen heeft en maakt zich klaar voor de jacht. Zoals de meeste katten ligt hij te loeren op de prooi. Hij maakt daarbij gebruik van zijn uitstekende oren en ogen. Bewegingsloos ligt hij in dekking met de oren omlaag gedrukt en stort zich vervolgens met een verrassingsaanval op zijn slachtoffer. Met een beet in de nek en krachtig heen en weer schudden, doodt hij zijn prooi voordat hij hem met zijn scherpe hoektanden en kiezen in stukken scheurt. Soms vangt hij in één nacht zoveel prooidieren dat hij de volgende nachten niet op jacht hoeft. Tevens schijnt deze kat zonder vocht te kunnen leven daar hij zijn vochtbehoefte uit zijn voedsel kan halen. Een natuurlijke vijand voor deze soort in zowel het wild als in gevangenschap is langdurige regen. Deze aanhoudende vochtigheid is funest.

De woestijnkat heeft een voorkeur voor zandwoestijnen waarin hij zijn hol kan graven maar hij komt ook in rotsachtige gebieden voor. Vroeger was de woestijnkat in grote getale te vinden in het grootste deel van de Sahara en het nabije Oosten in Turkmenistan en Zuidwest Pakistan. Tegenwoordig leven in deze gebieden nog maar hier en daar verspreide populaties.

De voortplantingstijd ligt tussen maart en april en twee maanden later werpt het vrouwtje twee tot vijf jongen. Als ze een hol heeft, werpt ze daar maar vaak komen de jongen ook ergens in een spelonk ter wereld. De jongen zijn bij de geboorte blind, behaard en ze wegen vijftig tot zestig gram. Na twee weken gaan de oogjes open en na een drietal weken komen de jongen tevoorschijn uit de beschutting van hol of spelonk. Na een week of vijf eten ze voor het eerst vlees en met drie of vier maanden zijn ze zelfstandig. Ze worden met een donkere vachttekening geboren die later verbleekt.

De paringskreet van een woestijnkat is voor zo’n klein dier ongewoon luid. Vermoedelijk komt dit doordat een mogelijke partner niet dicht in de buurt is en het anders niet zou horen. Het vrouwtje brengt haar jongen meestal zelf groot. Soms komt het voor dat de vader zich met de opvoeding bemoeit. Voor de rest zijn het echte katten en dus solitaire dieren, al kunnen ze in gevangenschap soortgenoten ook goed verdragen.